
Mechanische bestrijding groenbemesters vervangt glyfosaat
Mark de Beer van adviesbureau Groeikracht is ervan overtuigd dat mechanische bestrijding van groenbemesters een haalbaar alternatief is voor glyfosaat. Het vergt wel vakmanschap, timing en een goede afstelling van de machines.
Grondig Boeren met Mais (GBmM) Brabant doet alweer enkele jaren een demonstratieproject met het mechanisch bestrijden van groenbemester. Dit gebeurt onder meer bij Roger en Jeroen Brosens in Wouwse Plantage en Karel Kennes in Bavel. De maistelers worden begeleid door Mark de Beer van Groeikracht.
'Binnen GBmM willen we werken aan een toekomstbestendige maisteelt, waarbij we vragen vanuit de praktijk testen. Technisch gezien is het project niet antiglyfosaat, maar we willen kijken of er ook alternatieven zijn, bijvoorbeeld door de groenbemester mechanisch te verkleinen. Lukt dit een keer niet, dan kan alsnog glyfosaat worden gebruikt', zegt De Beer.
Vorig jaar liep er bij GBmM zelfs een demo waarbij het inwerken van de zode op vijf dagen na de toediening van glyfosaat werd vergeleken met de gangbare veertien dagen. Met die kortere periode wordt vermeden dat de dode groenbemester geel wordt, iets wat maatschappelijk gezien niet wordt gewaardeerd. 'De opbrengst en voederwaarde waren vergelijkbaar', aldus De Beer.
Toch vindt De Beer het belangrijk dat, gelet op de maatschappelijke discussie, ook wordt gekeken naar alternatieve manieren om de groenbemester aan te pakken. 'Voor bepaalde toepassingen is glyfosaat te belangrijk. Denk aan het bestrijden van kweek. We moeten proberen voor minder urgente toepassingen te kijken naar alternatieven.'
PPS Innovatieve Maisteelt
Dat vindt ook Pieter Struyk van het Louis Bolk Instituut. Hij begeleidt het onderzoeksproject PPS Innovatieve Maisteelt. 'Binnen dit project willen we laten zien dat het ook anders kan. Glyfosaat is nu de standaard, maar de kans is behoorlijk aanwezig dat dit middel voor het vanggewas gaat verdwijnen.'
Een mechanische bestrijding is ook prima te doen, weet De Beer. 'Dit vraagt timing, afstelling en vakmanschap. Het is de insteek om vroeg te starten. Dan weet je zeker dat het vanggewas op tijd dood is. Met leemhoudende of vochtige grond is de grondbewerking lastig, zeker bij de regen van begin april.'
Binnen GBmM wordt gekeken naar wat de beste oplossing is: frezen of schijveneggen. 'Het is belangrijk dat je het gewas lossnijdt van de wortel. Frezen is een oplossing, maar dit is tijdrovend en vraagt veel brandstof. Te diep frezen is geen optie, je wil de structuur van de bodem op orde houden', vervolgt De Beer.
Rijsporen door maisoogst
'Maar zeker bij het zaaien van het vanggewas gelijk met de maiszaai of bij onderzaai is vaak sprake van rijsporen door de maisoogst. Dan kun je ook niet te ondiep. Een goede afstelling is daarom belangrijk', stelt de Groeikracht-begeleider.
Datzelfde geldt voor het werken met de schijveneg. 'De rijsnelheid is hoger en het brandstofverbruik lager. Wel is een trekker met veel vermogen nodig, zodat de eg het vanggewas wat omhooggooit en de eerste vertering plaatsvindt in de toplaag. Het verteren van plantmateriaal vraagt veel vocht. Dat vocht heb je na de maiszaai nodig voor de maiskieming, zeker bij droogte', legt De Beer uit.
Het schijveneggen moet zeker bij een sterk vanggewas twee keer gebeuren. Een bijkomend voordeel van de schijveneg is dat deze het perceel mooi vlak achterlaat, waardoor de hoofdbewerking goed te doen is.
Rietzwenk lastig klein te krijgen
Wel kan mechanische vernietiging van het vanggewas in combinatie met bijvoorbeeld niet-kerende grondbewerking of spitten leiden tot opslag. Zo ook bij Brosens, waar het sterke rietzwenk moet worden vernietigd. Dit is lastiger klein te krijgen dan bijvoorbeeld Italiaans raaigras.
'Bij Brosens wordt in het volgende maisjaar rietzwenk via gelijkzaai opnieuw ingezaaid. Eventuele opslag is hier geen probleem. Anders is het bij bieten, die ook in het bouwplan meedraaien. Dan is het wel stoeien om de rietzwenk goed onder de knie te krijgen. Dat vergt meer vakmanschap', aldus De Beer.
Ook binnen het vierjarige project PPS Innovatieve maisteelt wordt volop ingezet op het chemievrij vernietigen van het vanggewas. Vorig jaar startte dit project met een demoveld. Dit jaar en volgend jaar zijn er proeven, waarbij meerdere herhalingen zijn aangelegd, door elkaar heen. Voor dit project liggen er drie percelen in Drenthe en twee in Gelderland.
Tekst gaat verder onder kader.
De vooruitzichten lijken positief. Want die concurrentie met mais is een lastige, weet Struyk: 'In het verleden hebben we mais in gras geprobeerd te telen. Gras groeide flink. Daarom mulchen we het gras nu, zodat dit een achterstand heeft.'
Zo wordt op een veld met maiszaai in blijvend grasland de bovenste 4 centimeter gemulcht. Dit wordt in de rij aan- en afgeaard. Ook wordt hier gebruikgemaakt van een strokenmulcher, waarbij in stroken van 60 centimeter wordt gewerkt.
'Aan weerskanten van de mais is 30 centimeter gemulcht. Dit gras komt vervolgens langzaam terug en vormt een prima bodembedekker', aldus Struyk. 'Bij het demojaar van vorig jaar werden goede resultaten behaald. Dit jaar zullen we aan de cijfers zien of dat toeval was of niet. Ieder jaar is immers ook anders.'